In het arrest van het Gerechtshof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:3676, gepubliceerd in december 2023) ging het over een niet uitgekomen omzetprognose van een snackbar-franchisenemer. Het gaat om een in 2016 nieuw geopende snackbar- c.q. lunchroom- vestiging. De vraag staat centraal of er sprake is van dwaling of onrechtmatige daad van de franchisegever.
Onderscheid quick scan, marktonderzoek en verkoopbrochure
De franchisegever heeft een extern marktonderzoeksbureau een quick scan en een marktonderzoeksrapportage laten opstellen. In die documenten worden verschillende omzetprognoses vermeld. Volgens het Hof is de quickscan uitgevoerd met als doel om een eerste indruk aan de franchisegever te verschaffen omtrent de potentie van een vestiging op de beoogde locatie, niet om de franchisenemer te bewegen tot het aangaan van een franchiseovereenkomst. De marktonderzoeksrapportage is volgens het Hof wel bedoeld ter informatie van de franchisenemer.
De franchisegever heeft na ontvangst van de quick scan en het marktonderzoek een verkoopbrochure opgesteld. Klaarblijkelijk heeft de franchisegever de bedragen uit het marktonderzoek naar beneden bijgesteld. De verkoopbrochure bevat een disclaimer waarin onder meer is bepaald: “[Franchisegever] heeft een extern bureau opdracht gegeven een marktonderzoek voor deze vestigingsplaats te onderzoeken”, en “Het marktonderzoek of andere door ons te verstrekken financiële gegevens en prognoses geven slechts een indicatie.”
Het Hof heeft aangenomen dat de franchisenemer voorafgaand aan het ondertekenen van de franchiseovereenkomst de beschikking heeft geahd over zowel de quick scan, de marktonderzoeksrapportage als de verkoopbrochure. Over de verkoopbrochure oordeelt het Gerechtshof dat enkel en alleen de omstandigheid dat een behaald resultaat achteraf blijkt af te wijken van een prognose, op zich geen grond oplevert om te oordelen dat de prognose onjuist is geweest.
Aansprakelijkheid franchisegever?
Het Gerechtshof overweegt dat weliswaar op 1 januari 2021 de Wet Franchise in werking is getreden, maar dat de feiten in deze zaak zien op de periode vóór 2021. Daarom dient de zaak volgens het Hof te worden beoordeeld naar het recht van vóór 2021. Daarbij benoemt het Hof wel dat met de Wet Franchise niet is beoogd af te wijken van de door de Hoge Raad bepaald koers over précontractuele inlichtingenverstrekking.
Het Gerechtshof verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad:
Uit hetgeen de redelijkheid en billijkheid eisen, in verband met de aard van de franchiseovereenkomst, vloeit niet de algemene regel voort dat op de franchisegever een verbintenis rust om de franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of omtrent de winstverwachting, zij het dat de bijzondere omstandigheden van het geval een zodanige verbintenis wel kunnen meebrengen. Uit de enkele omstandigheid dat de franchisegever bij de onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer een rapport over de te verwachten omzet en de te verwachten winst heeft verschaft, kan niet worden afgeleid dat een daartoe strekkende verbintenis op eerstgenoemde rustte. Voor de franchisegever bestaat in beginsel geen mededelingsplicht ten aanzien van een omzetverwachting.
Het Gerechtshof overweegt dat de franchisegever die een rapport (zoals een marktonderzoek) aan zijn wederpartij verschaft, onder omstandigheden onrechtmatig kan handelen. In het geval dat de franchisegever het onderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde rapport aan een derde (marktonderzoeksbureau) heeft uitbesteed, mag ook de franchisegever in de regel op de juistheid van het door de derde opgestelde rapport vertrouwen. In dat geval zal echter in beginsel van onzorgvuldig handelen van de franchisegever sprake zijn indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij (de franchisenemer) niet op deze fouten opmerkzaam maakt.
Het Hof wijst erop dat er een andere maatstaf geldt indien de franchisegever zelf, of een persoon waarvoor hij aansprakelijk is (zoals in het geval van een hulppersoon of een vertegenwoordiger), het onderzoek uitvoert en de resultaten daarvan aan zijn wederpartij verstrekt. Namelijk indien onzorgvuldigheid van de franchisegever (of de persoon voor wie hij aansprakelijk is) heeft geleid tot de fouten in het rapport. Het Hof laat zich er kennelijk (nog) niet over uit of daar in casu volgens het Hof sprake van is.
Aansprakelijkheid marktonderzoeksbureau?
Volgens het Hof geldt dat wanneer de belangen van de franchisenemer zo nauw betrokken zijn bij de behoorlijke uitvoering van het marktonderzoek door het marktonderzoeksbureau dat de franchisenemer schade of ander nadeel kan lijden als het marktonderzoeksbureau in de uitvoering tekortschiet, dan kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt meebrengen dat het marktonderzoeksbureau zijn gedrag mede heeft te laten bepalen door de belangen van de (kandidaat-)franchisenemer.
Fouten in marktonderzoek?
De snackbar-franchisenemer heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte informatie op grond van foutieve uitgangspunten tot stand is gekomen. Zo zouden de gehanteerde bestedingsbedragen niet correct zijn en zouden er ten onrechte geen rekening zijn gehouden met correcties voor inwonertal, omvang van marktgebied en snackdichtheid.
Het Hof wijst geen eindarrest maar concludeert dat om de deugdelijkheid van het marktonderzoek en de uitgangspunten waarop dat berust te kunnen beoordelen meer informatie nodig is, zodat het Hof nadere informatie behoeft van een deskundige. Daartoe formuleert het Hof maar liefst dertien (13) vragen. Waaronder de vragen: Op basis van welke variabelen dient in een marktonderzoek tot een omzetprongose te worden gekomen? Zijn bij de quikscan en het marktonderzoek alle relevante varbiabelen in acht genomen? Het is nu eerst aan een deskundige zich over deze en andere vragen uit te laten. Deze gerechtelijke procedure wordt dus vervolgd.
Tot slot
Ook al had de franchisegever de zaak in eerste aanleg bij de Rechtbank gewonnen, in hoger beroep houdt het Gerechtshof de deugdelijkheid en de uitgangspunten van het marktonderzoek nader tegen het licht.
Het blijft – zeker ook na invoering van de Wet Franchise – oppassen voor franchisegevers, alsmede voor marktonderzoeksbureaus bij het (laten) opstellen van quick scans, marktonderzoeksrapportages en verkoopprocedures. In het bijzonder ten aanzien van wat daarover wordt gecommuniceerd aan de (kandidaat-)franchisenemer.
Lees hier de gehele uitspraak: